Deze week kwam het verenigingsblad: De Bewaarsman van de Historische Kring Hoogland uit. In dit blad is een artikel geplaatst rondom torenmonstrans en miskelk van de geloofsgemeenschap Sint Martinus. Het is afsluiting van een drieluik. Onderstaand leest u dit artikel

“In mem(oriam) fam. Pieck”

In De Bewaarsman 2021, no 2, stond een artikel over het baldakijn van de Sint Martinuskerk en in De Bewaarsman 2021, no 3, over het tabernakel. In onderstaand artikel komen de bijzondere torenmonstrans en miskelk aan bod die de geloofsgemeenschap Sint Martinus rijk is, en die elk een rol vervullen op Sacramentsdag. De maker en vervaardiger van zowel de torenmonstrans als de miskelk is J.A.B. van Roosmalen. Hij richtte in 1887 zijn bedrijf op in Utrecht en dit bestaat heden ten dage nog steeds. Drs. Pia Verhoeven, erfgoedspecialist/consulent kunstzaken van het Aartsbisdom Utrecht bij het Museum Catharijneconvent Utrecht, leverde op verzoek van Gerard Hilhorst een beschrijving aan van beide voorwerpen.

De torenmonstrans

De monstrans is een liturgisch voorwerp waarin de geconsacreerde hostie wordt uitgestald. Deze is voor de gelovigen zichtbaar door een glazen houder waarin de hostie zich bevindt. Het bijzondere is dat de torenmonstrans de oudste vorm van monstrans is; nadien is de cilindermonstrans meer gebruikelijk.

De torenmonstrans behoort tot de kerncollectie van de Sint Martinuskerk. Het bijzondere is dat deze monstrans verband houdt met de familie Pieck. Op de monstrans staat: “MIJN HOOP IS IN GOD”. En boven het wapen staat op de banderol: “IN MEM(ORIAM) FAM. PIECK”.

De torenmonstrans is in 1903 gemaakt ter nagedachtenis aan Henricus Joannes Pieck (1827-1901). Hij is pastoor geweest in de geloofsgemeenschap Sint Martinus vanaf 1870 tot aan zijn overlijden in 1901. Onder zijn pastoraat is in de jaren 1881-1882 (inwijding 1883) de neogotische Sint Martinuskerk van architect Alfred Tepe (1840-1920) gebouwd, waarbij Petrus Josephus Hubertus (Pierre) Cuypers (1827-1921) de inrichting van de kerk verzorgde. Dit laatste is bijzonder, want Tepe werkte op een gegeven moment bijna exclusief samen met kunstenaars van het Bernulphusgilde [1] en daarbinnen met het atelier van de beeldhouwer Friedrich Wilhelm Mengelberg (1837-1919). Binnen het Aartsbisdom Utrecht werd de voorgeschreven bouwstijl van het gilde in de loop van de tijd dermate dominant dat erelid Cuypers hiervan afstand nam en als gevolg daarvan binnen het bisdom naar de achtergrond verdween.

Krantenartikel uit 1903 over de torenmonstrans
In De Tijd, godsdienstig-staatkundig dagblad van 29 mei 1903 staat het volgende vermeld over de torenmonstrans: ‘Dezer dagen werden wij in de gelegenheid gesteld een kunstwerk te bewonderen uit het atelier der firma J. Van Roosmalen en Zn. te Utrecht, een monumentalen monstrans van verguld zilver, waarvan naar waarheid kan worden getuigd: uitstekend ontworpen, onberispelijk uitgevoerd, met liefde bewerkt. De groote kunstenaar dr. Cuypers, de gevierde Nederlander met europeeschen naam, prees het werk met de aangehaalde woorden. Het geheel is uitgevoerd in streng veertiende-eeuwschen gothischen stijl en heeft een hoogte van 93 cM. bij een breedte van 26 cM. Op den zeskantigen rosetvormigen voet prijken de patroonheiligen der edele geefster St-Adelheid en St-Margaretha naast die van haar eerw. Heerbroer St-Henricus en St-Joannes, terwijl de beide andere passen zijn versierd met een keurig bewerkt monogram en het familiewapen der familie Pieck. Het bovenstuk, gedragen door een zeskantige schacht, bestaat uit drie rijzige torens. In den monstrans bevinden zich niet minder dan 19 afgewerkte beeldjes, voorstellende de 19 Martelaren van Gorkum, waarvan dat van den H. Nicolaas Pieck in den hoofdkoepel is geplaatst, voorgesteld op het oogenblik dat hij den eed van trouw zweert aan het H. Geloof.

De overige beeldjes, geschakeerd met goud en zilver, zijn gedeeltelijk in buste aangebracht, maar alles is zoo vernuftig gerangschikt, dat van overlading geen sprake is. Een zeer fijne, met maaswerk versierde toren, op welk spits de gekruiste Zaligmaker prijkt, bekroont het geheel.

Een woord van gelukwensch aan den kunstenaar, die door dit werk zijn naam wist te handhaven; een woord van gelukwensch ook aan de parochie van Hoogland, welker heerlijke tempel met een passend kunstwerk werd verrijkt, mag hier niet ontbreken. De edele weldoenster, die nog kort vóór haar dood een schitterend blijk wilde geven van hare liefde voor de parochie van Hoogland, zal evenals haar eerw. heerbroer, de onvergetelijke pastoor Pieck, blijven voortleven in de gedachtenis van Hooglands parochianen, als de edele vrouw, die de moeder was der armen, de weldoenster van het Huis der Heeren.’

De torenmonstrans nader beschouwd
De iconografie van de monstrans houdt dus duidelijk verband met Pieck. De familie Pieck heeft ter nagedachtenis van de familie, gezien het familiewapen, maar in het bijzonder ter nagedachtenis van pastoor Pieck en ook van Nicolaas Pieck (1534-1572), één van de Martelaren van Gorkum, de monstrans laten maken en deze vervolgens aan de kerk geschonken. Terzijde: het is ook bijzonder om te vermelden dat rond 1640 de rooms-katholieke statie Hoogland en Emiclaer ontstond en de eerste pastoor-missionaris daarvan was Henricus Pieck.

In het bovenwerk van de torenmonstrans komen de negentien Martelaren van Gorkum voor. Dit zijn monniken die door Willem II Van der Marck Lumey (1542-1578), na martelingen, zijn opgehangen na de inname van Den Briel in 1572. Onder de martelaren bevonden zich Theodorus van der Eem (1499-1572), die in Amersfoort dan wel Hoogland was geboren, en de hiervoor genoemde Nicolaas Pieck. Op de torenmonstrans is een aantal martelaren herkenbaar: Godefridus van Mervelen, Antonius van Weert en H. Hieronymus van Weert. Tegen het contrefort (linksonder) een priester met tiara op boek en palmtak (= Adrianus van Hilvarenbeek?); verder zittende figuur met palmtak, boek en schoudermantel in bont (= Jacob Lacops?), (rechtsonder) zittende figuur met palmtak en monstrans (= Nicasius van Heeze?), en tegen het contrefort een figuur met ciborie (= Leonardus van Veghel). In de contreforten aan weerszijden van de cilinder o.a. een beeldje van een zittende figuur met kruisen van martelaarspalm, zijnde eerdergenoemde Nicolaas Pieck.

Op de voet is het signatuur gegraveerd: “FECIT J. V. ROOSMALEN EN ZN. ULTRAJECTI”. Op de voetrand staat het meesterteken: letters-VR, waarboven een ster (= J.A.B. van Roosmalen, Utrecht, 1887-1913). Verder staat op de voetrand: een lopend leeuwtje + 2 (= tweede gehalte) en Minervakopje + B (= waarborgkantoor Utrecht). Op het deurtje staat: jaarletter T (= 1903), letters-N2 (= essayeurteken J.J. Neurdenburg, Utrecht, 1893-1895).

[1] Het St. Bernulphusgilde werd opgericht op 1 december 1869, met als doel bij geestelijken interesse te wekken voor kerkelijke kunst en architectuur door excursies en de uitgave van het tijdschrift Het Gildeboek. De voorgeschreven bouwstijl van het gilde was een conservatieve variant van de neogotiek, de Nederrijnse gotiek, die vrijwel uitsluitend in baksteen werd uitgevoerd. Deze zogenaamde Utrechtse School stond tegenover de opvattingen van Pierre Cuypers, voor wie neogotiek juist een uitgangspunt voor vernieuwing was (Wikipedia).

De miskelk

Naast de bijzondere torenmonstrans bezit de geloofsgemeenschap Sint Martinus ook een bijzondere miskelk of liturgische wijnbeker. De kelk bestaat uit een voet, een kolom met nodus (greep), een cuppa (kom) en een tegencuppa, ofwel een decoratieve onderkom bestaande uit wingerd. Deze neogotische zilveren kelk is verguld en heeft een zespasvoet met tandlijst. Op de welving aan de voorzijde staat een opgemonteerd kruisje met corpus, en aan de zijkanten staan telkens twee in zespas gegraveerde voorstellingen van de vier evangelisten. Verder is sprake van een zeszijdige stam met open traceerwerk onderbroken door een nodus met visblaasmotieven en rozetknoppen. Het bijzondere aan de miskelk is dat aan de achterzijde van de zespas de patroonheilige Martinus is afgebeeld, die zijn mantel deelt met de armen.
Het signatuur en meesterteken van deze miskelk zijn gelijk aan die van de torenmonstrans, met uitzondering van de jaarletter B (= 1911). De kelk is gedateerd 1911 en het materiaal is zilver. De stijl is  neogotiek en de afmetingen zijn 22 cm hoog en de voet heeft een diameter van 18 cm.

Hoogland heeft bijzondere kunstschatten in haar midden, zoals het baldakijn, het tabernakel, de torenmonstrans en de kelk, en de geloofsgemeenschap Sint Martinus gebruikt deze nog steeds op dagen waarop dat gepast is.

Lees hier het krantenartikelen uit: De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad / 29-05-1903 en De Maasbode / 31-05-1903

Tot slot: Dank aan Drs. Pia Verhoeven, erfgoedspecialist/consulent kunstzaken en Arie van den Heuvel van de (Historische Kring Hoogland)